Vlottende activa
Voorraden
De voorraden worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs of lagere marktwaarde.
De ‘Bouwgronden in exploitatie’ zijn gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs, dan wel de lagere marktwaarde. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die volgens het besluit ruimtelijk ordening rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend (zoals grondaankopen en kosten van bouw- en woonrijp maken), alsmede de rentekosten over het vreemde vermogen en de administratie- en beheerskosten. Genomen resultaten zijn in de waardering verdisconteerd. Dit kan bij het verwachten van toekomstige verliezen leiden tot een negatieve stand van de activa, aangezien de verliesvoorziening verwerkt wordt als een correctiepost.
De voorraad gereed product vertoont het verloop van de eigen verklaringen tijdens een jaar. Ook wordt op deze post activa verantwoord dat in de verkoop staat.
Winstnemingen grondexploitaties
Tussentijdse winsten worden genomen volgens het realisatiebeginsel. De techniek die hiervoor toegepast moet worden is de “percentage of completion (POC) methode” (percentage gerealiseerde kosten x percentage gerealiseerde opbrengsten x geraamde winst). Op de geraamde winst worden eerst de risico’s in mindering gebracht.
Verliesnemingen op bouwgronden in exploitatie (BIE)
Bij actieve grondexploitaties met een verwacht negatief resultaat wordt een voorziening getroffen ter hoogte van dit negatieve verwachte resultaat.
Parameters grondexploitaties
In de grondexploitaties wordt gerekend met langjarige gemiddelde parameters voor kosten- en opbrengstenstijging en renteontwikkelingen. Deze zijn mede de basis voor het opstellen van het (t)MPG dat halfjaarlijks aan de raad ter besluitvorming wordt voorgelegd.
Vorderingen en overlopende activa
De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. Voor het bepalen van de voorziening wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën.
Belastingdebiteuren (opgelegd door Cocensus)
De noodzakelijke stand van de voorziening wordt bepaald op basis van de dynamische methode door aan de hand van de ouderdom van de openstaande posten een bepaald percentage als oninbaar te beschouwen. Openstaande posten tot één jaar worden voor 10% als oninbaar geschat. Dit percentage loopt op tot 100% voor openstaand posten ouder dan zes jaar.
Bijstandsdebiteuren
De noodzakelijk stand van de voorziening wordt bepaald op basis van de dynamische methode. Voor de diverse categorieën vorderingen op basis van de Participatiewet worden verschillende percentages aangehouden, afhankelijk van het risico. Het percentage oninbaar ligt tussen 25% en 75%.
Overige vorderingen
Voor deze categorie vorderingen wordt gebruik gemaakt van zowel de statische als de collectieve statische methode. De statische methode wordt toegepast op alle vorderingen ouder dan 120 dagen en groter dan € 75.000. Per vordering en per debiteur wordt het risico op oninbaarheid beoordeeld. De collectief statische methode wordt gebruikt voor vorderingen die bij de belasting- of gerechtsdeurwaarder in behandeling zijn (oninbaarheid 50%) en bij openstaande dwangsommen (oninbaarheid 75% ongeacht de ouderdom).
Liquide middelen
De liquide middelen worden tegen nominale waarde opgenomen.